Morgen is het Dodenherdenking. Het lijkt wel of de belangstelling daarvoor elk jaar groter wordt. En elk jaar opnieuw ontstaat er gekrakeel. Mogen Duitsers worden uitgenodigd bij de herdenking, ja of nee? Mag een scholier een gedicht voordragen over een ‘foute oom’? Mag de herdenkingsstoet langs graven van Duitse soldaten leiden? Dit jaar ontstond er discussie over de vraag wie we eigenlijk moeten herdenken op 4 mei: de doden van de Tweede Wereldoorlog of alle gevallenen door oorlogsgeweld? Die discussies worden vaak op hoge toon gevoerd, waarbij grote woorden vallen.
Moet dat nou, al die herrie rondom Dodenherdenking? Ja dat moet kennelijk. Het laat zien dat de herdenking, ook na zeventig jaar, geen loos ritueel is maar daadwerkelijk ergens over gaat. Dat hij mensen raakt, ook na zoveel tijd. En het zijn zeker niet alleen zeventigplussers die zich in het debat begeven. Ook jongere generaties blijven de oorlog zien als scharnierpunt in de geschiedenis en als moreel ijkpunt voor vragen over goed en fout.
Vorige week vond in Nijmegen een bijzondere activiteit plaats. Leerlingen van de eerste en derde klassen van drie middelbare scholen namen deel aan een junior-symposium, georganiseerd door het Stedelijk 4 en 5 mei Comité. Via workshops en rondleidingen kregen de scholieren verschillende perspectieven op de oorlog aangereikt. Ze maakten kennis met een ooggetuige van het bombardement, proefden oorlogsvoedsel en werden meegenomen op een wandeling langs betekenisvolle plekken in hun stad. Een docent vertelde over zijn overgrootouders, die zich in de jaren dertig aansloten bij de NSB en na de oorlog samen met hun jonge kinderen gevangen werden gezet. Een andere workshop werd geleid door de kleinzoon van een joodse hotelhouder, die terecht kwam in Westerbork en van daaruit brieven schreef naar zijn familie. Zo bood het junior-symposium de leerlingen verschillende perspectieven op het verleden. En zoals het op een symposium hoort, werden ze aangemoedigd om vragen te stellen, kritisch na te denken en een eigen mening te vormen.
Over vijf jaar, of vijfentwintig jaar, mengen zij zich misschien ook in het dan heersende debat over Dodenherdenking. Zonder twijfel zullen zij daarin verschillende standpunten kiezen. Standpunten die ze misschien wel op felle toon en met iets te grote woorden zullen verdedigen. Laten we maar hopen dat dat gebeurt. Want dat zou betekenen dat herdenken ook deze nieuwe generatie weer persoonlijk aan het hart gaat.