Nijmegen staat bekend als een eigenzinnige stad. Een rebelse stad. Een opstandige stad zelfs. Die reputatie dankt ze aan een aantal historische gebeurtenissen. Voor het recente verleden denken we al snel aan de Piersonrellen van begin jaren tachtig, toen krakers de barricades op gingen, of aan de heftige studentenprotesten van de jaren zeventig. Maar opstandige momenten waren er ook al eerder.
Bijvoorbeeld aan het begin van de 18e eeuw, toen een deel van de bevolking zich keerde tegen het zittende stadbestuur. Of in de 15e eeuw toen de stad haar poorten sloot voor hertog Karel van Gelre, destijds de wettige heer. En zelfs vlak na het begin van onze jaartelling, in 69/70, vond hier een opstand plaats, namelijk van de Bataafse inwoners tegen de Romeinse machthebbers.
Nu moet u niet denken dat Nijmegen gedurende haar gehele geschiedenis zo opstandig is geweest. Er waren ook tijden dat brave gezeglijkheid hier troef was, maar dat spreekt natuurlijk wat minder tot de verbeelding.
Dit jaar is ‘opstand’ het centrale thema van de Maand van de Geschiedenis. Aanleiding daarvoor is de Nederlandse Opstand (met hoofletter) van 450 jaar geleden. Die Opstand speelt een hoofdrol in het klassieke wordingsverhaal van ons land. Het verhaal van het onderdrukte protestantse volk dat onder leiding van Willem van Oranje in verzet kwam tegen de tirannieke koning van Spanje en daarmee zijn eigen vrijheid verkreeg. Een helder en schematisch verhaal van recht tegenover onrecht, klein tegenover groot, David tegenover Goliath. Een verhaal dat sympathie wekt voor de opstandelingen.
Elke opstand behoeft dit soort schematische verhalen. Vóóraf om mensen in beweging te krijgen; achteraf om het verzet – en het geweld waarmee dat niet zelden gepaard gaat – te rechtvaardigen. En zoals het gaat met schema’s en sjablonen: ze kloppen nooit helemaal. En soms zelfs helemaal niet.
Wanneer we bijvoorbeeld inzoomen op Nijmegen, dan zien we dat het met dat opstandige karakter in deze periode nogal meeviel – of tegenviel, zo u wilt. Zeker, er waren lieden die de Opstand steunden, maar een groot deel van de Nijmeegse bevolking was en bleef katholiek en trouw aan de Spaanse koning. Uiteindelijk, na twee machtswisselingen, was in 1591 krijgsgeweld nodig om Nijmegen definitief bij het kamp van de opstandelingen te voegen en de protestanten aan de macht te brengen.
Zo was de Nederlandse Opstand er een waarin Nijmegen niet bepaald vooropliep. Maar er zijn genoeg opstanden waarvoor dat wel gold. Ik verheug me dan ook op een rebels Nijmeegs programma in de Maand van de Geschiedenis.