De plannen voor het Vrijheidsmuseum zijn afgeblazen. Daarmee heeft de regio Arnhem-Nijmegen, na het echec van het Nationaal Historisch Museum, opnieuw een gouden kans voorbij laten gaan om zich op historisch en toeristisch gebied te profileren. Terwijl het Regionaal Bureau voor Toerisme zijn best doet om bezoekers te trekken met de karakteristieke verhalen van deze regio – zoals in de vorm van een Liberation Route – sneuvelen beeldbepalende museumprojecten voor ze goed en wel gestart zijn. De urgentie om in dit soort gevallen samen op te trekken wordt onvoldoende gevoeld; ieder gaat bij voorkeur voor zijn eigen belangen. Intussen blijkt uit recent onderzoek dat het gebrek aan een gezamenlijk gedragen profiel de stadsregio danig begint op te breken, ook in economisch opzicht.
Op internet mondt het debat over gebrekkige regionale samenwerking al snel uit in een klassieke wij-zij discussie tussen Arnhemmers en Nijmegenaren, waarin de wederzijdse verwijten en verwensingen niet van de lucht zijn. De aloude stekeligheid flakkert o zo gemakkelijk op. Conflicten tussen de twee buren zijn er namelijk al sinds de late middeleeuwen, toen de Gelderse steden hun belangen begonnen te behartigen tegenover de hertogen van Gelre. Nijmegen, dat stadsrechten had gekregen van de Duitse koning, voerde de oppositie tegen de hertog in veel gevallen aan. Dat gezamenlijke optrekken bleek bijzonder effectief. Maar soms kozen de steden een verschillend standpunt en dan kon het zomaar gebeuren dat ze gewapend tegenover elkaar stonden. Op den duur leidde de eigenzinnige opstelling van Nijmegen ertoe dat niet de Waalstad maar de Rijnstad de favoriete hertogelijke residentie werd – en vervolgens uitgroeide tot hoofdstad van Gelre. Daar was men in Nijmegen weer niet zo enthousiast over.
Nu is historisch gegroeide rivaliteit tussen steden niet bij uitstek iets van onze regio. Er zijn meer buren met een zorgvuldig gekoesterde vijandschap, zoals Almelo en Hengelo, Oss en Den Bosch of Rotterdam en Amsterdam. Vaak wordt de tegenstelling half schertsend ingezet om het eigen ego te onderstrepen, soms zet hij aan tot extra (sportieve) prestaties. Maar wanneer rivaliteit een factor wordt in het ‘achteruit kachelen’ van een regio, wordt het hoog tijd om het perspectief te verschuiven van wat ons scheidt naar wat ons verbindt. Dus Arnhem en Nijmegen: nu het eigen ego even parkeren, de ander wat gunnen en heel hard gaan nadenken hoe we samen de uitstraling van deze mooie regio kunnen versterken.