De bouw van een donjon op het Valkhof lijkt dichterbij dan ooit en de discussie erover is in alle hevigheid losgebarsten. Geen wonder, want het Valkhof is de belangrijkste historische plek in de verre omtrek. De geschiedenis van stad en regio is er als het ware samengebald: Romeinen, Karel de Grote, Noormannen, Frederik Barbarossa, hertogen van Gelre, stadhouders van Oranje, revolutionairen uit de Bataafs-Franse tijd – ze hebben er allemaal hun voetstappen liggen. Het Valkhof is, kortom, bij uitstek een ‘lieu de memoire’, een herinneringsplek.
Mag je op zo’n plek iets toevoegen waarmee je het verleden verbeeldt, de geschiedenis als het ware een stukje terugdraait? Of maak je daarmee juist kapot wat er nu nog aan bijzondere en waardevolle resten van de geschiedenis over is: de kapellen, het bodemarchief, het park? Dat is – los van alle retoriek over commercie, neptorens en erfgoedgriep – toch wel de kernvraag.
Het antwoord op die vraag hangt sterk af van de visie die men heeft op geschiedenis. Is het mogelijk het verleden te ervaren en het een beetje dichterbij halen? Of moeten we juist accepteren dat de afstand in tijd onoverbrugbaar is; dat we restanten van het verleden hooguit kunnen behouden en bestuderen, maar ze verder met rust moeten laten?
Het opmerkelijke is, dat juist de geschiedenis van de plek vroeger ook al reden was voor bouw- of sloopacties. Karel de Grote vestigde zijn palts op een oude Romeinse versterking. Frederik Barbarossa koos de locatie in navolging van Karel de Grote. In de revolutietijd moest de burcht het ontgelden omdat hij in het verleden had toebehoord aan tirannieke vorsten. En het park dat Zocher daarna ontwierp, moest nostalgische herinneringen oproepen aan het verdwenen kasteel. Constructie en afbraak met symbolische betekenis dus. Zoals nu ook weer het geval is met de geplande donjon, die nadrukkelijk terugverwijst naar de gesloopte Valkhofburcht. Indien de bouw doorgaat, wordt wat dat betreft in elk geval een traditie voortgezet.